Er
was eens een zee.
Zee
leefde in een volmaakt gelukkige en
natuurlijke staat van natheid en golven.
Maar
op een dag bedacht zee zomaar
dat ze een boom was.
Dit idee
ging nooit meer weg.
Zee was
niet meer gelukkig.
[...]
Wat moet
zee doen om weer water te worden?
'Niets
natuurlijk', antwoordde ik.
'Je hoeft
alleen maar de illusie los te laten
dat je een boom bent.'
(Uit:
De zee die denkt)
Wat
is De zee die denkt?
De
zee die denkt is een van de drie Nederlandse films die deelnemen
aan de competitie van de dertiende editie van IDFA. Strikt genomen
is het geen documentaire, maar een grotendeels geënsceneerde
speelfilm over een man (Bart, gespeeld door acteur Bart Klever)
die een scenario voor een documentaire schrijft. Vaak ziet of
hoort de kijker scènes van die documentaire, terwijl
ze geschreven worden op een tekstverwerker, in beeld of op de
geluidsband.
De film
maakt gebruik van geavanceerde trucages en videotechnieken.
Zo zien we soms de gebeurtenissen die beschreven worden tegelijkertijd
weerspiegeld in het beeldscherm van de tekstverwerker, of horen
we een ruzie tussen de schrijver en zijn vrouw op de geluidsband,
terwijl we naar iets heel anders kijken. De film laat ons ook
vaak dingen zien waarvan we ons afvragen of ze nog wel tot de
werkelijkheid behoren.
Een aantal
scènes bevat vervreemdende perspectiefgrapjes, die de
natuurwetten tarten. Zo volgt een camera enige minuten recht
van boven een rijdende auto door een landschap. Op de website
(www.dezeediedenkt.nl) is te lezen hoe De Graaff dit voor elkaar
heeft gekregen.
Veelvuldig
komen documentaire scènes voor, zoals straatinterviews
of journaalfragmenten, waarvan de authenticiteit in het midden
blijft. Zo stelt De zee die denkt onder meer de vraag aan de
orde wat een documentaire eigenlijk is.
Wie
zijn wij eigenlijk?
Volgens
de boeddhistische leer bestaat er geen 'ik', geen zelf. Dit
idee wordt aangeduid met de term annata, egoloosheid. Alles
zou veranderlijk zijn, er bestaat niets blijvends, niets essentieels
- ook niet in een persoonlijkheid. En wie dat niet inziet wordt
ongelukkig, want wie niet begrijpt dat alles vergankelijk is,
gaat zich aan dingen (en aan het leven) hechten, en het is juist
die gehechtheid die leidt tot het menselijk lijden.
De zee
die denkt is doortrokken van dergelijke oosterse ideeën.
Eigenlijk zijn levende wezens als de zee, wil de film zeggen:
altijd stromend, altijd in beweging. Maar op een bepaald moment,
ergens in de evolutie, kregen mensen zelfbewustzijn. Een zegen:
vanaf toen konden we reflecteren, plannetjes maken. Maar ook
een vloek: we gingen denken dat onze persoonlijkheid overanderlijk
was, dat ons 'ik' iets vaststaands was. Als een boom. Dat maakt
ons ongelukkig, want eigenlijk, zegt het boeddhisme, zijn we
tot in ons diepste wezen veranderlijk.
Maar dat
idee is volledig in strijd met het westerse gedachtegoed. ,,Wie
zit hier nou eigenlijk over deze dingen na te denken'', denken
we op dit halfrond. ,,Ik toch zeker? Nou, en cogito ergo sum,
ik denk dus ik ben.''
Dit is de
paradox waarin de hoofdpersoon van De zee die denkt gevangen
zit. Hij gelooft hartstochtelijk in de oosterse filosofie, maar
hij ziet zichzelf er in geloven, hij kan zichzelf, zijn 'zelf'
niet loslaten - en daarmee blijft hij in-en-in Westers.
We zouden
misschien eens moeten leren om onszelf te beschouwen zoals natuurkundigen
materie zien: nu eens een deeltje, dan weer een golf.
,,Het
hele idee dat we een 'ik' zijn, een iemand, is een illusie.
Denk ik.''
,,Stel,
ik zeg tegen je: probeer nu niet aan een wolk te denken. Dat
kan niet. Je denkt ogenblikkelijk aan die wolk. Zo gaat het
ook met alle ideeën die je hebt over jezelf, over wie en
wat je denkt... Op het moment dat je probeert niet een 'ik',
een iemand te zijn, ben je toch weer iemand die dat probeert.''
,,Als
we naar buiten kijken, zien we niet wat er buiten is. We kijken
naar het beeld in onze hersenen. De wereld bestaat in ons hoofd.
En daar komt bij: voor onze ogen is alles mogelijk, maar het
zijn onze hersenen die zeggen dat wat we zien, niet kan. Ze
creëren ideeën over wat we zien, over wat we denken
te zien. Maar ze creëren ook ideeën over wat we denken
te zijn.''
,,Zolang
we ons identificeren met een personage zijn we de slaaf van
dat personage. We maken onszelf tot een pingpongbal en we laten
ons door twee batjes heen en weer slaan. Het ene batje heet
angst, het andere batje verlangen.''
,,Op
het moment dat iemand zijn persoonlijkheid en alle ideeën
die hij daarover heeft, opgeeft, wordt hij - hoe moet je dat
nou zeggen - wordt hij... het leven of zo. Wordt-ie liefde.''
,,Liefde?''
,,Ja, liefde, ja. Mededogen. Die persoon wordt doorschijnend.
Er zit geen personage meer in, of zo. Ja, god, ik weet het ook
niet.''
,,Zo klinkt het als: doe maar met me.''
,,Ja. Doe maar met me. Nou ja, kijk,
eigenlijk is dat ook wat er de hele dag met me gebeurt natuurlijk.
Alles gebeurt met mij. Alles doet maar.''
(Citaten
uit De zee die denkt)
Wat
is een documentaire?
De
zee die denkt is zeker niet de eerste film die door middel van
een opzettelijk verwarrende vorm de vraag oproept wat een documentaire
is. In veel traditionele documentaires, zoals IDFA die vertoont,
wordt de vormgeving verondersteld samen te vallen met de realiteit.
Wat je ziet is echt, en de documentaire onthult onvermoede of
minder bekende aspecten van die realiteit. Mededelingen over
het onderwerp van de documentaire zijn in die traditionele opvatting
belangrijker dan de manier waarop de 'werkelijkheid' in beeld
gebracht is. Discussies over een documentaire dienen in dat
geval te gaan over de werkelijkeid, niet over de documentaire.
Er bestaan
ook andere documentairetradities. Zo zijn er in de Angelsaksische
wereld veel documentaires waarin de maker zijn eigen aanwezigheid
opzettelijk zichtbaar maakt, door de 'rafelrandjes' (een microfoon
in beeld, een reactie van een voorbijganger op de camera) niet
weg te knippen. De zee die denkt gaat nog verder. De film is
een op de vorm van een documentaire reflecterend 'visueel essay'.
Die traditie
is vooral in Frankrijk sterk aanwezig, in met name het werk
van Chris Marker, maar ook in de videofilms van Jean-Luc Godard
of de verkenningen van de Duitse cultuur door Alexander Kluge.
Hierbij gaat het vooral om de filosofische, politieke en esthetische
vooronderstellingen van wat je denkt te zien.
Wie
is Gert de Graaff?
Gert
de Graaff (geboren in 1957) studeerde in 1987 cum laude af aan
de Nederlandse Film en Televisie Academie met de dat jaar als
beste productie bekroonde eindexamenfilm Twee. Sindsdien heeft
De Graaff geen film meer gemaakt als regisseur, maar trad hij
als editor in dienst bij de NOB. In zijn vrije tijd werkte hij
dertien jaar aan De zee die denkt.
Op de vraag
of de film autobiografisch is, antwoordt De Graaff, in een vraaggesprek
met zichzelf op de website www.dezeediedenkt.nl:
,,Jazeker. Domme vraag. Kun je ooit iets anders maken?''
Wat
zien we precies?
,,We
leven in één groot circus van zelfgecreëerde
illusies, en we zijn er zo sterk in gaan geloven dat we nauwelijks
nog kunnen zien dat ze illusies zijn'', zegt de voice over in
het begin van De zee die denkt. En om aan te tonen dat dat in
elk geval géén illusie is, zit de film vol met
prachtige voorbeelden van visuele illusies.
Vorm en
inhoud van deze film vullen elkaar voortdurend aan, en het liefst
zo verwarrend mogelijk. 'Vier dagen later', staat onderin beeld
wanneer de hoofdpersoon tot het inzicht komt dat alleen het
'nu' bestaat. De scenarioschrijver die in slaap valt op zijn
toetsenbord, ligt natuurlijk precies op de letter Z, zodat zijn
beeldscherm zich vult met zzzzzzz...
Het mooist
zijn de visuele illusies zelf. 'Onmogelijke' gebouwen en vormen
zoals die in de tekeningen van Escher voorkomen, zijn in het
klein nagebouwd. De acteurs lopen rond in decors vol verrassende
perspectivische en visuele grapjes.
Een monnikenwerk,
om die allemaal te maken. Maar monnikenwerk met een boodschap.
Want als alles een illusie is, is schoonheid het enige dat rest.
Oogstrelende, vaak oogplagende beelden, maar ook gewoon spelende
poezen, de zon die door de wolken schijnt. 'Alles' kan tenslotte
maar beter een mooie illusie zijn.
Altijd een
beginner blijven
Waarom
zijn kinderen zo goed in filosofie? Omdat ze zich voortdurend
dingen afvragen. Bij volwassen worden hoort dat je de dingen
leert aanvaarden zoals ze zijn. Wie doorgaat met 'waarom' vragen
wordt al gauw als gek beschouwd.
Erger nog:
wie maar doorgaat met nadenken over het leven in plaats van
zélf te leven, loopt de kans om daadwerkelijk gek te
worden. Gek en monomaan. Het overkomt Bart uit De zee die denkt;
het overkwam eerder al Phaedrus uit Zen and the art of motorcycle
maintenance van Robert Pirsig. En het is de vraag of het Gert
de Graaff zelf is overkomen. In elk geval komt hij tot dezelfde
conclusie als Pirsig: schoonheid, 'Quality', is waar het om
gaat in het leven.
Het thema
van De zee die denkt is dus niet nieuw. Sommige elementen blijken
nu zelfs onvoorzien modieus. Dave Eggers speelt in zijn roman
A heartbreaking work of staggering genius voortdurend met het
perspectief, met de vraag wat de relatie is tussen de auteur
en de inhoud van het boek; Arnon Grunberg en Marek van der Jagt
kunnen er wat dat betreft ook wat van. Maar eigenlijk is die
vraag natuurlijk van alle tijden. Kees van Kooten's Veertig
(1982) begon ook al met ,,Hier begint het. Ik kan kiezen tussen:
'Zijn vrouw had hem' en 'Mijn vrouw heeft mij'.'' In de kunst,
vooral in de literatuur, is het bekend dat we nooit zeker weten
of met 'ik' wel echt de auteur wordt bedoeld.
Dat te kiezen
als thema van een film is wel nieuw. Toch heb je als kijker
op de een of andere manier het idee dat een film als deze allang
bestond. Maar dat was niet zo. Dit is 'm. De zee die denkt is
de prototypische film geworden over dit thema.
Prototypisch,
dat betekent ook dat de film af en toe balanceert op het randje
van te simpel voor zo'n zwaar filosofisch onderwerp. In zijn
ijver om alles als een illusie te zien, gooit De Graaff moeiteloos
allerlei soorten illusies op een hoop: zuiver visuele illusies,
het idee dat er een objectieve wereld bestaat buiten jezelf,
de illusie van controle over de eigen gedachten. Dat zijn heel
verschillende filosofische problemen, en dat weet De Graaff
natuurlijk ook wel, maar hij maakt geen onderscheid.
Toch gaat
het goed. Het gaat goed omdat hij het allemaal zo mooi vertelt
(het gaat ten slotte allemaal om schoonheid), omdat hij zo perfectionistisch
vorm en inhoud integreert, omdat hij bereid is geweest heel
veel werk te verrichten voor heel korte scènes. Als een
drenzend kind dat roept: ik wil gewoon dít maken, het
maakt niet uit hoe lang het duurt of wat het kost.
De film
biedt uiteindelijk geen antwoord op de centrale vraag of we
nu wel of niet een 'ik' hebben. Dat kan ook niet. ,,Je komt
niet verder door het lezen van boeken'', staat op een van Barts
briefjes, en vast ook niet door het kijken naar films. Maar
dat is natuurlijk helemaal niet erg. ,,Always be a beginner'',
staat op een ander briefje. Als het om filosofische vragen gaat,
kun je het best een kind blijven.
NRC
Webpagina's, 17-11-2000
|