Eindeloos
plagend spel met waarneming
Dit
is geen zin. U denkt dat alleen maar. U geeft betekenis aan
iets waarover u slechts het een en ander weet. Meer niet. Net
zoals een banaan in een fruitschaal geen banaan is. Wat bent
u eigenlijk, als ik zo vrij mag zijn? Een krantenlezer? Ik vroeg
toch niet wat u aan het doen bent? Kom op, probeer het eens
helder te formuleren - wát bent u?
Prietpraat?
Filosofie voor beginners? Of een intrigerend idee voor een documentaire?
In
De zee die denkt speelt Gert de Graaff met het idee dat er geen
'ik' bestaat. En niet alleen aan het ego twijfelt De Graaff;
volgens hem is de wereld niks meer dan projectie. Zijn film,
waarmee De Graaff op het IDFA de Joris Ivens Award won, is een
pleidooi voor onbevangenheid. De Graaff hunkert naar de onbevooroordeelde
blik. Het is zijn ideaal te kunnen kijken zonder ergens betekenis
aan te hechten. Schouwen, noemt de maker dat.
Vanaf
de allereerste scène speelt De Graaff met de blik van zijn publiek.
Niks is wat het lijkt. Rick de Leeuw, slapend in een huis in
Granada, blijkt Rick de Leeuw in een decor te zijn, met nabij
het zogenaamd slapende hoofd een filmcrew. Het geluid - straatrumoer
- houdt stil. Kort daarop stromen duizenden liters water door
de ramen.
De
zee die denkt zit vol met wendingen en visuele grollen. Het
is een film over de totstandkoming van een film. En die gaat
weer over een scenarioschrijver die werkt aan De zee die denkt.
Op een gegeven moment komen de uitgangspunten samen: de scenarioschrijver
doet dan wat hij ter plekke bedenkt. Hij verzint zichzelf.
Film
is een logisch medium om te beweren dat tussen zien en zijn
een groot gat gaapt. Film liegt perfect. Zelfs flauwekul - een
buitenaards wezen verdwaalt op aarde en sluit vriendschap met
een jongetje - ontroert diep, zolang het maar geloofwaardig
oogt.
De
Graaff maakte een valkuil voor de hersenen. Hij kielhaalt de
werkelijkheid van zijn film keer op keer, om duidelijk te maken
dat ogen en verstand allerminst trouwe bondgenoten zijn: een
schilderij in een huiskamer blijkt bij nader inzien een wit
doek waar iets voorhangt, een woning heeft een dusdanig perspectief
dat de bewoner krimpt zodra hij de telefoon opneemt en straatinterviews
zijn ingestudeerde dialogen.
'We
leven in één groot circus van zelfgecreëerde illusies, en we
zijn er zo sterk in gaan geloven dat we nauwelijk nog kunnen
zien dat ze illusies zijn', luidt de stelling waarop De zee
die denkt steunt.
De
Graaff - na zijn afstuderen aan de Filmacademie in 1987 ging
hij als editor in dienst bij het NOB - werkte dertien jaar aan
zijn film. Dat is te zien. De effecten en de fijnmazige montage
verheffen de tour de force tot een technisch hoogstandje - het
begin werkt dan ook als een verfrissende douche voor de ogen.
Maar inhoudelijk gaat het visuele pleidooi naar verloop van
tijd haperen, om uiteindelijk vast te lopen in clichés.
De
Graaffs plagende spel met de waarneming verliest zijn kracht
zodra het spel geen spel meer is. De lichtheid van de almaar
veranderende werkelijkheid maakt plaats voor de ambitieuze wens
om de bioscoopbezoeker naar zichzelf te laten kijken. Het verhaal
over de zoekende scenarioschrijver wordt dan een levensles.
De
Graaff zet film niet in als een gelogen werkelijkheid, maar
als een kunstvorm die opties op de werkelijkheid laat zien.
Hij laat zijn kijkers een weg zoeken langs suggesties en aanzetten.
Er
niks tegen een film als een debat, net zomin als er iets kan
worden opgeworpen tegen een film waarin overtuiging is ingeruild
voor aarzeling. Alleen moet een debat wel meerdere discussiepunten
en inzichten met zich meebrengen.
De
Graaff doet dat niet. Hij varieert eindeloos op het thema egoloosheid,
alsof het boeddhisme nog uitgevonden dient te worden. De roadmovie
- de film is een reis door het hoofd van een man die het geluk
zoekt buiten macht en materie - laat de toeschouwer met lege
handen achter.
Uiteindelijk
blijken niet de bezienswaardigheden interessant, maar de wijze
waarop de bezienswaardigheden worden aangereikt. Dat is zoiets
als een reis door Italië maken en thuiskomen met verhalen over
het chemische toilet in de touringcar.
Ronald
Ockhuysen, de Volkskrant, 21-12-2000